Geschiedenis voormalige gemeente Krabbendijke, 1703 - 1969

Algemeen

Krabbendijke is van oorsprong een heerlijkheid en bestaat in feite uit het gewezen dorp Nieuwlande en het dorp Krabbendijke. De beide dorpen zijn in 1816 samengevoegd tot de gemeente Krabbendijke.

Samenvatting geschiedenis

Het dorp Nieuwlande was eens een welvarend dorp. Noordelijk en oostelijk grensde de polder aan het verdronken land van Zuid-Beveland. Nieuwlande bestond uit : de Nieuwlandepolder en een klein gedeelte van de Wateringen van Kruiningen, bestaande uit de Kruiningsche vliet en het gehucht Oostdijk. Nieuwlande leidde echter een kwijnend bestaan en verloor dan ook zijn zelfstandigheid in 1816.

De heerlijkheid Krabbendijke bestond in de eerste helft van de negentiende eeuw uit gedeelten van de Oud-Krabbendijke polder, bedijkt in 1594, de Maagspolder, bedijkt in 1595, de Monnikenpolder, bedijkt in 1595, de Oostpolder en de Nieuwlandepolder, bedijkt in 1642, de Nieuw-Krabbendijke polder, bedijkt in 1655, de Nieuw Valkenissepolder en de Mairepolder, bedijkt in 1694, de Stroodorpepolder, bedijkt in 1808 en de Karelpolder, als laatste bedijkt in 1878.

In 1187 werd de naam " Crabbendicke" voor het eerst genoemd in een schenkingsakte waarbij Henricus van Schoten, heer van Breda, de heerlijkheid Krabbendijke overdraagt aan de abdij der Heilige Maagd van ter Doest in Vlaanderen. Dit was een groot klooster dat gelegen was bij het dorp Lisseweghe, 10 kilometer ten noorden van Brugge. De Cistercienzers hadden de bedijkingen rond Krabbendijke omstreeks 1200 voltooid. Er werden twee grangria gebouwd, namelijk de Westhof en de Oosthof. De grootse was de Westhof die ook door een muur werd omgeven. Rond 1470 werd de Westhof gerestaureerd. Het dorp Krabbendijke groeide om de Westhof heen. Ooit heeft te Krabbendijke een klooster gestaan. Dit klooster stond in de Monsterhoek, de tegenwoordige Monnikenpolder.

De abt van de Vlaamse abdij was verplicht om aan het onderhoud van de buitengewone zeewerken der Oostwatering iets bij te dragen, deze weigerde dat echter, ondertussen liet hij de binnendijken van het hem toebehorende land wel slechten. Door de watervloed van 1570 kwam Krabbendijke dan ook voor het grootste gedeelte onder water te staan.

Door de Reformatie kwam er een einde aan alle geestelijke bezittingen van de Rooms Katholieke kerk. De heerlijkheid werd als geestelijk goed verbeurd verklaard, en kwam in handen van vrouwe Catharina van Nassau, douariere van Schwartzborch, "met alle vrijheden als bij den abt van ter Does eertijds en altijt bezeeten gebruikt waren geweest." Het grondgebied stond vanaf 1530 (de St. Felixvloed) onder water maar werd toch verkocht aan Johan Junius de Jonge, gouverneur van Veere. Hij verzocht in 1591 " vrijdom van lasten en octroy ter indijking deser Heerlijkheit". Het octrooi werd op 4 februari 1594 verleend aan zijn erfgenamen jhr. Johan de la Salte, jhr. Otto van Hove, Daniel de Renialme en Alexander de Renialme. De bedijking werd in 1596 voltooid.

De vruchtbaarheid bleek niet groot te zijn en in 1606 beklaagden de ambachts- en tiendheren zich bij de "Algemeene Staten" over het feit dat zij belastingen af moesten dragen.

Door de eeuwen heen is men voortdurend bezig geweest om land van de zee te winnen. In 1642 kwamen van de Nieuwlandepolder, vroeger 2277 gemeten groot 334 boven water. Krabbendijke verrees in de Oostpolder welke in 1655 werd ingedijkt. Op 26 januari 1682 werd de heerlijkheid overstroomt en tevens in januari 1808 kwam de heerlijkheid weer onder water. Beide keren werd de schade hersteld.

Op 1 januari 1970 vond voor Krabbendijke de volgende samenvoeging plaats, dit keer met de gemeenten Rilland-Bath, Yerseke, Waarde en Kruiningen tot de gemeente Reimerswaal.

Het wapen van Krabbendijke en Nieuwlande

Het wapen van Krabbendijke bestaat uit een veld van sabel (zwart) met twee golvende facsen van zilver, boven welke twee en waaronder een Sint Jacobsschelp van goud.

Het wapen van Nieuwlande bestaat uit een veld van goud waarvan de onderste helft verdeeld is in zes golvende balken van azuur (blauw) en zilver; op de bovenste balk rust een halve maan van keel (rood).

Na de samenvoeging van Krabbendijke en Nieuwlande werd op 31 juli 1817 een nieuw wapen vastgesteld. In zwart twee golvende dwarsbalken van zilver in het schildhoofd, vergezeld van twee Sint Jacobsschelpen en in het schildvoet van een St Jacobsschelp van goud. Het gemeentebestuur voert boven het schild een kroon van vijf bladeren en vier paarden.

De bevolking van Krabbendijke en Nieuwlande.

Rond 1815 was de totale bevolking van Krabbendijke en Nieuwlande niet groter dan 525 inwoners. Door de jaren heen groeide dit aantal aan tot 3275 inwoners in 1969. De bevolkingsgroei ging eerst nog geleidelijk maar aan het eind van de negentiende eeuw en in het begin van de jaren twintig, aan het eind van de oorlog en aan het eind van de zestiger jaren in deze eeuw groeide de bevolking explosief.

Rond 1859 bleken er in de kom van Krabbendijke achtenzeventig huizen, buiten de kom vierenveertig en te Nieuwlande 24 huizen te staan.

Om de groeiende bevolking in de twintigste eeuw aan woningen te helpen werd er vanaf de jaren veertig het een en ander gebouwd. In 1942 bouwde men in het bestemmingsplan Kerkhoek, in de tweede helft van de jaren vijftig werd begonnen aan het bestemmingsplan Centrum, waarna West I, II en III al snel volgden. Aan het eind van de jaren vijftig ontwikkelde men het bestemmingsplan Zuid-Oost, gevolgd door het bestemmingsplan Oostdijk. Aan het eind van de haren zestig, kort voor het samengaan met de andere gemeenten tot Reimerswaal begon men aan het bestemmingsplan West-Krabbendijke. Om een indruk te geven van oppervlakte volgen hier een aantal afmetingen: Kerkhoek, Doelstraat, Centrum, West I 3,88 ha., West II 2,81 ha., West III 6,05 ha., Zuid-Oost 17,1 ha. en Oostdijk 2,29 ha.

De Wereldoorlogen

In de Eerste Wereldoorlog werden er Belgische vluchtelingen te Krabbendijke gehuisvest. De meesten daarvan werden echter tijdelijk gehuisvest. In 1914 werden er 96 Belgische vluchtelingen geteld, begin januari was het aantal uitgebreid tot 118 en aan het eind van dat jaar was het aantal vluchtelingen teruggebracht tot 5. De vluchtelingen werden voor het merendeel overgebracht naar de gemeenten Ude en Ede. Hierna liep het aantal vluchtelingen gedurende de oorlog weer op tot 12.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog moest de bevolking van Krabbendijke in zijn geheel evacueren naar Zaamslag en Axel in Zeeuws-Vlaanderen. De bevolking werd geëvacueerd wegens het feit dat Zuid-Beveland in de frontlinie lag. De tocht over de Schelde was behoorlijk gevaarlijk en daarnaast werd er te Krabbendijke flink geplunderd in de tijd dat men was geëvacueerd. Op 2 mei kon de bevolking terugkeren.

Tijdens de oorlog kwamen naast enkele storingsballonnen ook V-I's en vliegtuigen te Krabbendijke neer. Op 22 juni 1943 stortte de eerste bommenwerper bij Krabbendijke neer. Zeven inzittenden kwamen hierbij om het leven. Ook op 29 januari, 25 april en in de nacht van 11 op 12 mei stortten bommenwerpers neer. De luchtbescherming maakte hiervan processen- verbaal op.

Op 26 oktober 1944 werd Krabbendijke bevrijd door de Canadezen. De volgende personen kwamen tijdens deze oorlog om het leven: W. Schrijver-Moerdijk, A. Pieper-Ruissen, J. Dansen, A. Kuijper, J. Gunter, J. Poortvliet, M.S. Poortvliet, C.H. van Zweden, A.M. van Zweden, P. de Jonge, J. Neels, M. Meeuwsen, J.P. Hollestelle, A.J.P. Kakebeeke, M. de Voogd, J. Overbeeke en C. Buizer. Veel mannen en jongens hebben in Duitsland moeten werken. Johannes Overbeeke overleed drieëntwintig jaar oud in een concentratiekamp.

De Watersnoodrampen in de 20e eeuw

Naast de watersnoodramp van 1953 vond er ook één in 1906 plaats. In 1906 liepen er slechts polders onder water waar geen huizen stonden. De Karelpolder en Stroodorpepolder liepen onder, het dorp bleef gespaard. Er ontstond nog veel schade aan onder andere de schepen die op de dijk waren kapotgeslagen. De dijk van de Karelpolder was op 10 plaatsen doorgebroken.

In 1953 bleef het dorp Krabbendijke gespaard, de buurtschappen Oostdijk en Gawege niet. Een derde van de woningen te Oostdijk werd verwoest en een even groot deel onherstelbaar beschadigd. Ook de school werd geheel vernield. Te Oostdijk vielen vier slachtoffers, in Gawege vielen geen slachtoffers. Voor de opvang van de slachtoffers werd een gedeelte van de openbare lagere school te Krabbendijke ingericht als noodziekenhuis.

De bevolking werd ondanks dat het dorp droog stond toch geëvacueerd, half maart mocht ze weer terugkeren. Men hield naast een monument voor de rampslachtoffers ook een straatnaam aan de ramp over; op 12 februari 1953 werd de straatnaam Zuidweg veranderd in J.W. Frisostraat wegens het feit dat een groot aantal soldaten van het bataljon "J.W. Friso" zich zeer verdienstelijk had gemaakt bij het dichten van een dijkbreuk in de Emanuelpolder onder de gemeente Waarde. Het dagelijks transport van de soldaten vond via de Zuidweg plaats.

De rampslachtoffers waren: Bartel en Jacoba Verschuure, Johanna Minnaar-Pouwer, Catharina Komejan-Hoogerheijde, Frederik Komejan, Bregtje M. de Bokx-Schrier, Jacoba A. van Zwienen-van der Maas, Jan Wisse, Cornelis M. Dek, Forra Harthoorn-Schrier, Jan Jansen, Jacoba Jansen-Komejan, Maatje Dek-Jansen, Maria A. Dek, Paulina M. Dek.

Verkeer en vervoer

Pas in 1877 kwam er een verbinding met het vaste land door middel van de treinverbinding. Tot 1916 lag Krabbendijke niet aan doorgaande wegen van betekenis. In 1916 werd de Kreekrakdam voor verkeer opengesteld. Omdat de verkeersdrukte op Rijksweg 58 in de twintiger jaren toenam werd in 1930 deze verkeersader om het dorp heen gevoerd.

Krabbendijke was ook een haven te Roelshoek rijk. In 1847 werd er dan ook een reglement voor laad- en losgeld vastgesteld. Door de eeuwen heen is men druk geweest met bouw, herstel en onderhoud van de haven, havendam en spuikom.

Handel, nijverheid en industrie

Krabbendijke is van oudsher een agrarische gemeente. Met name leeft Krabbendijke van de fruitteelt. Naast de fruitteelt werden er ook andere beroepen uitgeoefend die voor het instand houden van een dorp nodig zijn. Volgens de lijst van fabrieken en trafyken van 1853 werden de volgende bedrijvigheden uitgevoerd; er waren drie broodbakkerijen, een grof- en hoefsmid, drie kleermakerijen, vier timmerwinkels, twee wagenmakerwinkels, een slagter, een kuiperij, twee schoenmakers, twee schilders, een koornmolen, een meestoof, welke rond 1793 werd gebouwd.

 

 

De meestoof welke in 1793 werd gebouwd was niet de enige, later in 1870 werd een tweede meestoof opgericht welke samen met de andere aanwezige meestoof in 1877 alweer een kwijnend bestaan had. In 1879 werd er dan ook nog maar in een meestoof gewerkt. In 1882 werd de meestoof de "Drie kwartieren" dan ook voor afbraak verkocht. De tweede meestoof, genaamd de "Drie minuten" bleef over.

De bedrijvigheid te Krabbendijke is ook duidelijk na te gaan door de verleende hinderwetvergunningen er op na te slaan. In 1884 werden de eerste hinderwetvergunningen aan

P. Sandee ten behoeve van de stichting van een kalkblusserij en aan P. Louis ten behoeve van de oprichting van een slachterij verleend. Er zouden nog velen volgen.

Ook te Krabbendijke breidde de bedrijvigheid zich behoorlijk uit, zo bevonden zich in 1921 te Krabbendijke de volgende winkeliers: drie slagers (Lagendijk, Lous, Zuidweg) een schoenmaker (Verhage), een manufacturen en rijwielzaak (de Goffau), een meubel en huisschilder (Polderman), een apotheek houdend geneeskundige (H. Hondelink), twee graanhandels (Firma J. Krijger, M. Weststrate), een koopman in varkens (Krijger), twee bakkers (Tollenaar, Zuidweg), een herbergier (Otte), een winkelier (de Kok), een schoen- en gareelmaker (Smit), een winkelier van koloniale waren (van Luyk), een handelaar in bouwmaterialen (van Doorn), een handelaar in aardappelen en uien (van Harn), een N.V. Groenten en conserven fabriek Zuid-Beveland, een oesterhandelaar (van den Berge), een petroleumhandel (van Weele), een vlasfabriek (Firma Suy en Co.), een oesterkweker (Butijn).

Naast de landbouw heeft Krabbendijke ook visserij gekend. Na de inpoldering van de Karelpolder in 1878 werd namelijk een jaar later een haven aangelegd ten behoeve van de oestercultuur. Zo werd dan ook eind oktober 1941 te Roelshoek de mosselconservefabriek de Mollusken opgericht. Later werd de fabriek verbouwd tot internaat de Driestar.

Eveneens waren er vier maatschappijen die zich bezig hielden met de kunstmatige oestercultuur. Het aantal schepen met als thuishaven Krabbendijke liep op tot 13. De oesterindustrie had ook geen echt glorieus bestaan en werd dan ook in 1887 kwijnend genoemd.

Rond de jaren 1915-1920 werden de volgende fabrieken opgericht: de familie Lenshoek richtte in 1915 een chichoreidrogerij op; in 1917 werd de groente en konservenfabriek door A. Weststrate opgericht; in 1920 een vlasfabriek.

Omstreeks die tijd werd ook de coöperatie "Helpt Elkander" opgericht welke in het bezit was van een levensmiddelenwinkel en bakkerij. De coöperatie had als doel: "onvervalste benodigdheden van elken aard en van goede hoedanigheid zoveel mogelijk onder goede arbeidsvoorwaarden te vervaardigen of doen vervaardigen en aan haar leden te verschaffen en de stoffelijke en maatschappelijke belangen der leden te bevorderen". De coöperatie heeft tot ongeveer 1927 bestaan.

Ook had Krabbendijke sinds 1944 een zelfstandige fruitveiling. Deze veiling fuseerde in de jaren tachtig met die van Kapelle en Goes.

Bedrijven welke aan het eind van de jaren zestig te Krabbendijke gevestigd waren waren : een revisiebedrijf, een groentenconserve-industrie, welke eind 1953 was opgestart, een groothandel in levensmiddelen, opgestart in 1964, een fabriek van patatochips, opgestart in 1961. Voorts bestonden er nog zeventien groothandelaren in landbouwprodukten, tien expediteurs, zeven aannemersbedrijven, een drukkerij, een groothandel in kaas, een eierproduktiebedrijf, een rondvaartbedrijf.

Het aantal mensen dat in de landbouw werkzaam was liep na de Tweede Wereldoorlog behoorlijk terug. Kort na de Tweede Wereldoorlog was nog 45% van de beroepsbevolking in de landbouw werkzaam, rond 1970 30%.

Aan het begin van de twintigste eeuw werden een aantal vakverenigingen opgericht namelijk: de Veilingvereeniging in 1917 en in 1928 een speciale tuinbouwvereniging. Ook werd op 27 juli 1901 een werkliedenvereniging "Onderling Belang" opgericht. Vierenzeventig leden melden zich gelijk aan. De vereniging had als doel: "De belangen van arbeiders, kleine landbouwers en ambachtslieden te behartigen. Tot deze vereniging behoorden ook zelfstandige onderdelen, namelijk het ziekenfonds, de volksbibliotheek, de spaarkas en het kolenfonds. De vereniging werd na de tweede wereldoorlog ontbonden.

Tot slot was er nog een afdeling van de Landarbeidersbond.

Voor de werkgevers was de landbouwvereniging: "Eendracht Maakt Macht" opgericht.

De gas-, elektriciteitsvoorziening, riolering en drinkwatervoorziening

Rond 1913 werd de Gasfabriek "Oosteinde" opgericht, rond die tijd vond ook de eerste gaslevering plaats, voornamelijk voor de lantaarns. Pas in de jaren dertig werden de huishoudens aangesloten.

De aanleg van elektriciteit vond plaats aan het begin van de tweede helft van de jaren dertig.

De eerste rioleringswerkzaamheden vonden plaats aan het eind van de 19e eeuw. In 1894 sloten de bewoners van de Noordweg met de gemeente een contract af inzake demping en riolering van de sloot.

Rond de jaren 1910 begon men met de aanleg van een waterleidingnet.

Maatschappelijke zorg

Ook te Krabbendijke werd er aandacht aan de maatschappelijk zorg besteed . Er waren dan wel geen ziekenhuizen te Krabbendijke maar er werd wel een contract met het gasthuis te Goes afgesloten waarin werd vermeld dat het gasthuis een bed beschikbaar moest houden voor besmettelijke zieken.

Ook waren er enkele meer of minder bekende huisartsen te Krabbendijke zoals Simon de Graag, die aan het begin van d 19e eeuw vroed- en heelmeester was en aan het eind van de 19e eeuw dokter Geill. In 1917 was dokter Hondelink huisarts. Hij schreef een proefschrift over kinkhoest. De gegevens haalde hij uit zijn eigen praktijk. Later zouden dokter A. Nieuwenhuizen en dokter G.J. Noome nog als huisarts fungeren.

Ook werd te Krabbendijke als in zovele plaatsen ene bejaardentehuis opgericht.

Scholen

Kleuterscholen

In 1908 werd de bewaarschool opgericht, een voorloper van de kleuterschool. De argumenten voor het oprichten van een bewaarschool waren vooral dat de moeders naar het land konden om te werken. De eerste kleuterschool was de Christelijke school "Henri Dunant" aan de burgemeester Sandbergstraat. Dit gebouw werd rond 1938 gebouw. Later in 1965 werd de nieuwe twee klassige kleuterschool gebouwd met de nam de Krabbetjes.

De openbare school

De oudste stukken in het archief inzake de bouw en onderhoud van de openbare school zijn afkomstig uit het haar 1819.

Volgens het jaarverslag van 1851 is er in de gemeente een openbare school met als onderwijzer Ary van Velzen aanwezig. Drie jaar later blijkt deze school te klein te zijn, maar het zou nog zeven jaar duren voordat er een nieuwe school wordt geopend. In 1862 wordt het onderwijs pas voor het eerst goed genoemd. In 1879, 1880 blijkt de school zo overbevolkt te zijn dat de eerste klas wordt gesplitst in de ene helft 's morgens en de andere helft 's middags. In 1882 wordt dan ook op 18 december een nieuwe school geopend.

Op 12 januari 1883 werd de voormalige openbare school verkocht aan de diaconie van de Gereformeerde Gemeente. De oude school werd later omgebouwd tot de zogenaamde "armenhuisjes".

Later aan het eind van de jaren dertig werd de openbare school samen met de Hervormde school in een school aan de Noordweg gehuisvest.

De school te Oostdijk

Op 21 juni 1902 troffen Kruiningen en Krabbendijke een gemeenschappelijke regeling ten behoeve van de oprichting van een openbare school te Oostdijk. In 1903 werd aan de Lavendeldijk een twee klassige school gebouwd, met een onderwijzerswoning.

Rond 1920 waren er ideeën ten behoeve van het stichten van een christelijke school te Oostdijk. Op 15 januari 1921 werd de "vereeniging tot het verstrekken van lager onderwijs op Gereformeerden Grondslag te Oostdijk" opgericht. Op 15 april 1921 diende het schoolbestuur bij de gemeente Kruiningen een aanvraag in ten behoeve van de stichting van het gebouw. Het zou uiteindelijk nog vijf jaar duren voordat deze vereniging een school zou kunnen vestigen.

In december 1925 werd in een van de lokalen van de openbare school de Gereformeerde school gehuisvest. De school begon daadwerkelijk op 12 maart 1926. Voordat de school kon beginnen moest er eerst flink verbouwd worden; de scholen moesten namelijk een eigen ingang hebben. De Gereformeerde school kreeg het noordelijk gelegen lokaal.

De openbare school werd uiteindelijk wegens een te klein leerlingenaantal in 1931 opgeheven. Tijdens de watersnoodramp van 1953 werd de school te Oostdijk grondig vernield. Er werd tijdelijk gebruik gemaakt van een houten noodschool, geschonken door de gemeente Apeldoorn. In 1955 was de onderwijzerswoning klaar en twee jaar later, op 9 mei 1957 vond de opening plaats van het nieuwe schoolgebouw. Op 1 juli 1965 werd ook het kleuteronderwijs op Gereformeerde Grondslag te Oostdijk in het verenigingsgebouw "Apeldoorn" opgestart. Pas in 1971 werd een kleuterschool gebouwd.

De school met den Bijbel

In 1890 werd er voor het eerst gesproken over het stichten van "een school met den Bijbel", welke uiteindelijk in 1899 werd gebouwd met een overdekte speelplaats. In de jaren twintig werd het aantal leerlingen gehalveerd doordat de Hervormden het noordelijk deel van de openbare school ingebruik namen en de Gereformeerde Gemeentede Julianaschool had laten bouwen. Aan het begin van de jaren vijftig werd er een nieuwe school aan de Scoudestraat gebouwd.

De Gereformeerde Gemeenteschool

In 1925 werd de Julianaschool , de gereformeerde gemeenteschool gebouwd.

In 1920 waren te Oostdijk en Krabbendijke al verenigingen opgericht tot het verstrekken van lager onderwijs op Gereformeerde Grondslag, voor wat betreft Krabbendijke werd deze vereniging op 3 december opgericht.

Tijdens de oorlogsjaren werd de MULO opgericht en in 1965 uitgebreid. Op 1 september 1944 werd een kweekschool opgericht waarbij op 17 januari 1950 een internaat voor jongens (De Driestar) werd geopend. In 1954 verhuisde de kweekschool naar Gouda.

De Hervormde school

In 1923 werd een Hervormde school opgericht. Aan het eind van de jaren dertig besloot de Hervormde school samen met de openbare school een school te gaan gebruiken.

Voortgezet onderwijs

Ook voorgezet onderwijs was er te Krabbendijke aanwezig. In 1918 werd de ULO opgericht. Zij was gekoppeld aan de openbare school en betekende een aantal jaren langer les. Al snel volgde ook het bijzonder onderwijs met een ULO.

De molen

Ooit stonden er te Krabbendijke twee molens, op 2100 meter ten oost-zuidoosten van de huidige molen en 900 meter ten zuidoosten van de haven heeft naast de dijk van de Stroodorpepolder een achtkantige houten molen gestaan.

Volgens het jaarverslag van 1873 stonden er te Krabbendijke twee windkorenmolens.

De molen die nu nog te Krabbendijke staat is de Rozenboom, gebouwd in 1862. De eerste molenaar was Jan Rosier, timmerman van beroep.

In 1874 werd de molen door de weduwe van Jan Rosier verkocht aan C. Dijl, in 1879 verkocht deze de molen weer door aan J. Buteyn en vervolgens werd in 1881 K. Nieuwenhuize de nieuwe eigenaar. Deze laatste verkocht de molen door aan A. Bruynzeel en G. Krijger. G. Krijger verkocht in 1883 vervolgens zijn deel aan A. Bruynzeel en in het zelfde jaar verruilde A. Bruynzeel de Rozenboom met K. Nieuwenhuize voor de molen "de Windlust". In 1888 werd de molen doorverkocht aan J. van Liere, die de molen in 1904 verkocht aan D.J. Zandee. In 1928 verkocht de weduwe van D.J. Zandee de molen aan C. Kok die de molen in 1955 inbrengt in een vennootschap onder firma samen met zijn zoons. In 1964 werd de molen verkocht aan P. Koster, welke de molen in 1967 doorverkocht aan de gemeente.

De molen is tot 1947 in bedrijf gebleven.

Verenigingen

Ook verenigingen waren en zijn te Krabbendijke talrijk. Er waren verenigingen die een sociaal doel hadden zoals de werkliedenvereniging "Onderling Belang", opgericht in augustus 1901, welke als subverenigingen onder andere een ziekenfonds en een bibliotheek had.

Ook waren er verenigingen die aandacht aan de te besteden vrije tijd gaven, bijvoorbeeld: de gymvereniging Sparta, de zangvereniging "Onderlinge Vriendschap", de muziekvereniging Concordia (welke er voor zorgde dat Krabbendijke een muziektent verkreeg), een korfbalvereniging VIOS.

De kerken

Te Krabbendijke zijn 3 kerken aanwezig namelijk een Nederlands Hervormde kerk, een Gereformeerde kerk en een kerk van de Gereformeerde Gemeente.

De Hervormde Kerk

De eerste steenlegging voor de Hervormde kerk vond plaats op 5 juni 1662. In 1823 werd de kerk verlengd, verhoogd en verfraaid met een houten klokkentorentje. Een aantal jaren later in 1834 werd er een orgel geplaatst welke was geschonken door jhr. C.J. Versluis, ambachtsheer van Krabbendijke. Ook in dat zelfde jaar verkreeg de kerk een zilveren doopbekken van A. Kakebeeke, notaris te Krabbendijke. Op 19 mei 1880 werd een nieuwe pastorie gebouwd, terwijl de oude werd afgebroken.

In 1902 werd de kerk verbouwd waarna de kerk in 1913 vervolgens werd afgebroken. De nieuwe kerk werd op 16 april 1914 ingewijd door ds. F.M. Muller.

Het gebouw van de Hervormde kerk werd gedurende de Tweede Wereldoorlog licht beschadigd.

De Gereformeerde kerk en de Gereformeerde Gemeente

In 1836 stichtte men te Krabbendijke onder impulsen van ds. H.J. Budding een Christelijke Afgescheiden Gemeente. De lidmaten waren afkomstig uit de Hervormde kerk. Zij konden zich niet verenigen met de leer die daar verkondigd werd. Binnen het Zeeuwse verband van afgescheiden gemeenten trad in 1839 een scheuring op. De Krabbendijkse gemeente volgde in dat conflict ds. Budding en verliet het afgescheiden kerkverband. Ten langen leste sloot deze gemeente zich aan bij het door ds. P. van Dijke geleide kerkverband van Ledeboeriaanse gemeenten. In 1907 sloot de gemeente zich aan bij het door ds. Kersten geformeerde kerkverband onder de naam Gereformeerde Gemeenten.

In 1869 ontstond een nieuwe kerkelijke gemeente te Krabbendijke, die zich aansloot bij het toen bestaande kerkverband van de Christelijke Afgescheiden Gemeenten. In datzelfde jaar kwam de landelijke vereniging tot stand van afgescheiden gemeenten en Gereformeerde Gemeenten onder het Kruis. De naam van dit kerkverband was; Christelijke Gereformeerde kerk. In 1892 verenigde dat kerkverband zich weer met de sinds 1886 door Kuijper geleide dolerende gemeenten (ontstaan uit de Hervormde kerk) tot de Gereformeerde Kerken in Nederland. De Krabbendijkse Christelijke Gereformeerde Gemeente heet sinds 1892 dus Gereformeerde Kerk van Krabbendijke.

In mei van het jaar 1869 werd de bouw van een kerk aanbesteed. De grond werd door de heer Kakebeeke vrijwillig afgestaan. De kerk kwam te staan aan de Dorpsstraat. In het jaar 1877 werd een consistorie aan de kerk gebouwd en op Oostdijk werd een gebouwtje gehuurd om zondagsschool in te houden.

In 1880 besloot men een nieuwe pastorie te bouwen.

In de jaren 1883-1912 was er een grote uittocht in deze kerk wegens immigratie naar Noord- en Zuid-Amerika, 324 gezinnen met 140 kinderen verhuisden, de kerk liep hierdoor behoorlijk leeg.

In het jaar 1900 verkreeg de kerk haar eerste orgel. Vier jaar later besloot men tot de bouw van een nieuwe consistorie.

Op 12 juni 1922 besloot men tot het bouwen van een nieuwe kerk met pastorie. De architect was dhr H. Onvlee uit Baarn. In 1924 kon de kerk met pastorie in gebruik worden genomen op grond geschonken door J. Vogelaar.

De Gereformeerde Gemeente

Zoals hiervoor vermeld is, is de Gereformeerde Gemeente feitelijk al ontstaan in 1836. Zij is daarmee de oudste Gereformeerde Gemeente van Nederland. Na de Buddingperiode zocht zij contact met ds. Ledeboer en na diens overlijden, kwam ze in 1851 in het door ds. P. van Dijke geleide verband van Ledeboeriaanse gemeenten terecht. Sinds 1907 heet ze Gereformeerde Gemeente van Krabbendijke. Eerst kerkte men in boerenschuren en woonhuizen. In 1851 kwam er een schuurkerkje in gebruik.

In het jaar 1899 werd de kerk voor het eerst verbouwd en rond 1904 opnieuw. In het jaar 1911 werd een nieuwe kerk gebouwd welke op 8 oktober 1911 in gebruik werd genomen aan de Scoudestraat. Later werd hier nog een zijvleugel aangezet.

In 1924 was de kerk door de groei van de gemeente te klein. De kerk werd verbouwd en kreeg 937 zitplaatsen. De kerk kon 12 september 1924 na zijn verbouwing weer ingebruik worden genomen. Nog geen vijf jaar later besloot men dat de kerk alweer te klein was geworden, er kwam een nieuwe kerk met pastorie. De kerk had 1400 zitplaatsen en was gelegen aan de Zuidweg, de huidige J.W. Frisostraat. De kerk kon op 24 januari 1930 ingebruik worden genomen. De oude pastorie en kerk werden respectievelijk aan J. van Allen en G.E. Houtekamer verkocht. De kerk werd ingebruik genomen als pakhuis.

In het jaar 1937 werd het eerste kerkorgel ingebruik genomen.

In 1939 werd er besloten om te Oostdijk leesdiensten te houden omdat het vanuit Oostdijk niet haalbaar was om drie maal per dag naar de kerk te komen.

Armbesturen

Te Krabbendijke waren tot 1856 twee armbesturen, namelijk het Groot Armbestuur van Krabbendijke, waarvan de oudste stukken afkomstig zijn uit 1803 en het Groot Armbestuur van Nieuwlande.

In 1857 gingen beide besturen op in het Burgerlijk Armbestuur Krabbendijke en Nieuwlande. Dit laatste armbestuur bleef tot 1964 bestaan (de invoering van de Algemene Bijstandswet).

De gasfabriek

Rond 1912 kwamen er ideeën ter tafel voor het oprichten van een gasfabriek te Krabbendijke. De eerste steenlegging vond plaats in 1914 door burgemeester Welleman.

Deze instelling werd eerst geëxploiteerd door de gemeenten Krabbendijke, Waarde en Rilland- Bath. Later deden ook Kruiningen en Schore mee aan de exploitatie. In 1933 werd de gasfabriek opgenomen in een gemeenschappelijke regeling met Goes.

De vereniging tot verbetering van de volkshuisvesting

Het woningbedrijf werd in de jaren twintig als woningbedrijf opgericht. In 1939 werd de vereniging tot verbetering der volkshuisvesting overgenomen door de gemeente. Zij bezorgde vanaf die tijd de bouw, administratie en had ook het personeel in dient.

De vereniging tot bevordering van de verkrijging van onroerend goed door landarbeiders

De Landarbeidersvereniging te Krabbendijke werd in 1919 opgericht en heeft tot 1945 bestaan. Het eerste succes van de vereniging was in 1921 toen de vereniging een stuk bouwland ter grootte van 9.731,71 ha. in de Nieuw Krabbendijkepolder, gekocht van mevr. J.Q.C. Lenshoek- Kakebeeke te Kloetinge voor 50.000 gulden. Vijfenveertig arbeiders verkregen op die manier een stukje grond. Ze mochten de grond gedurende 7 jaar pachten. De gemeente gaf de vereniging hiervoor een krediet van 51.000 gulden. Een jaar later waren al 108 arbeiders voorzien van een stukje grond. In 1928 telde de vereniging 12 leden 128 pachters.

De vereniging bouwde aan het eind van de jaren twintig ook enkele plaatsjes. Een plaatsje was een stuk grond met een arbeidershuisje erop. Tijdens de jaren dertig, de crisisjaren, ging het steeds slechter met de vereniging; de pachters konden de huur niet meer opbrengen, velen moesten hun plaatsje opgeven.

In 1946 werd de vereniging opgeheven en konden de overgebleven pachters konden hun grond in bezit krijgen.

Verantwoording van de inventarisatie van het archief

Het archief van de gemeente Krabbendijke had voor de inventarisatie ongeveer een lengte van 70 meter, van deze 70 meter is nog 44,5 meter over.

In het archief zijn gegevens te vinden over de toestand van het archief door de eeuwen heen.

In het jaarverslag van 1851 blijkt het archief in goede staat te zijn, meestal werd een dergelijk zinnetje in het jaarverslag gezet.

Vijf jaar later, op 9 augustus 1856 ontstaat er brand ten huize van de secretaris waardoor al het oude archief tot 1814 verbrandt en tevens de staatscouranten, uitgezonderd de jaren 1853 en 1854. Indien men de inventaris bestudeerd zal men merken dat er inderdaad maar weinig stukken bestaan van voor 1814, zodat er een behoorlijk stuk aan informatie ontbreekt.

Pas een jaar of twintig later zijn er weer klachten over het archief, in het jaar 1871 blijkt de beschikbare ruimte niet groot genoeg te zijn om het archief behoorlijk te beschrijven en te rangschikken. Zes jaar later wordt in de ingekomen stukken beschreven hoe het archief geplaatst staat, namelijk ten dele bij de secretaris op zijn kantoor, en het overige is geplaatst op de eerste verdieping van de herberg "het gemeentehuis". Het archief wordt bewaard in kasten en is beveiligd tegen vocht, doch niet tegen brandgevaar. Het archief is geordend en de inventarissen zijn aldus het jaarverslag bijgewerkt. Een jaar later wordt de gemeentesecretaris, C.C. van den Brink, wegens fraude ontslagen en blijkt er geen rangschikking meer te zijn in het archief.

In het jaar 1887 doet zich de volgende brand op die een ernstige beschadiging aan het gemeentearchief doet. Op 17 september in de namiddag, omstreeks 4 uur ontstond er brand in een schuur in de kom der gemeente. Het gehele perceel met inbegrip van het daarin gebouwde vertrek dat werd gebruikt als gemeentesecretarie brandde af. Alle "voorname stukken" werden gered, namelijk de provinciale bladen van 1868-1886, de provinciale verslagen, de ingekomen en concepten van verzonden stukken over 1882.

In 1889 blijkt de toestand van het archief weer te wensen over te laten. Een jaar later blijkt echter het archief alweer in goede staat te zijn; het archief begint in 1814 en is vrij volledig, de jaargang 1882 is door brand geheel vernield. Het archief van de burgemeester is nog het minst volledig door de branden.

In 1922 werden de doopboeken van 1659-1762 en 1762-1810 naar het rijksarchief overgebracht. Begraafboeken, schepentrouwboeken en registers der overledenen waren te Krabbendijke niet aanwezig.

In het verslag van de archiefinspecteur van 1925 wordt vermeld dat het archief van Burgemeester en Wethouders van 1869 af met de bevelschriften vanaf 1892 en de notulen vanaf 1821 staan opgesteld in de raadzaal. De stellingen op de bovenverdieping bevatten het archief van Burgemeester en Wethouders , 1811-1867 en het archief van de Burgemeester, 1829-1894. Men is van plan om alles tot 1851 (invoering gemeentewet) boven te plaatsen. Dit zal het "oud-archief" gaan vormen. Een jaar later blijkt dat het archief vanaf 1851 wegens plaatsgebrek niet allemaal in de raadszaal geborgen kan worden. Er wordt nu besloten het archief vanaf 1880 in de raadzaal te bergen en de rest boven.

In 1928 wordt aan de archiefinspecteur medegedeeld dat de volgende archiefstukken op zolder zijn geborgen:

  • Ingekomen en verzonden stukken van Burgemeester en Wethouders, 1814-1855. De ingekomen stukken van de Burgemeester, 1829-1855 en 1868-1909.
  • Repertoire de la Maire de Krabbendijke en Nieuwlande over 1811-1813.
  • Brieven van de Schout, van de Burgemeester en van Burgemeester en Assesoren, 1820-1827. Register van vaccinatie 1871-1901.
  • Journalen van de gemeenteontvanger, 1827-1872, 1886-1918 (ontbreken 1819, 1856-1869)
  • Grootboeken 1828-1873 (ontbreken 1844-1847, 1855, 1856, 1863)
  • Gemeente begrotingen 1811-1852.
  • Gemeente rekeningen 1811-1852.
  • Bijlagen bij de gemeente rekening,1825-1891 (ontbreken 1828, 1838, 1839 en 1852)

In 1929 blijkt de kast en archiefruimte te gering te zijn. De secretarie beschikt niet over een brandkast. De inspecteur vindt dat er een kluis gebouwd moet worden. In 1930 blijken de plannen voor de bouw van een kluis en het uitbreiden van de bergruimte in een vergevorderd stadium te zijn. De kluis wordt uiteindelijk in 1831 geplaatst.

In 1982 werd er al 23 meter van het archief vernietigd. Er werd toen gevraagd aan de Algemeen Rijksarchivaris om te mogen vernietigen uit het archief van Krabbendijke uit de periode 1825- 1969. In eerste instantie gaf de Algemeen Rijksarchivaris op 3 mei 1982 hier voor toestemming, later, op 10 mei 1982 schreef de Algemeen Rijksarchivaris dat er alleen vanaf 1851 vernietigd mocht worden. Gelukkig was de daadwerkelijke vernietiging niet niet uitgevoerd.

De inventaris begint met het archief van de gemeente Krabbendijke voordat het samengevoegd was met Nieuwlande. De samenvoeging vond plaats in 1816.

Vervolgens wordt het archief van de gemeente Nieuwlande behandeld waarna het archief van de gemeente Krabbendijke volgt na samenvoeging met Nieuwlande.

Voor de ordening van de archiefbescheiden is de archiefcode van de VNG gebruikt, in die volgorde staan dan ook de stukken betreffende de bijzondere onderwerpen. Een uitzondering hierop zijn de hoofdstukken Watersnoodramp en Tweede Wereldoorlog. Deze onderwerpen komen beter uit in een apart hoofdstuk dan als men de stukken door de hele inventaris heen moet zoeken. Ook een uitzondering in de inventaris zijn de stukken betreffende aankoop, verkoop en grondruil in het kader van uitbreidingsplannen. Volgens de regels zouden deze dossiers onder "eigendom en bezit" vallen, in dit geval is echter voorkeur gegeven aan de reeds aanwezige ordening.

Na het archief van de gemeente Krabbendijke volgen de gedeponeerde archieven.

Door Annette Kuiper - Timmerman

d.d. 1995